Oudejaarsdag 1933 opende op het Rokin het Amsterdamse filiaal van het befaamde Berlijnse Rubinstein. Het koosjere restaurant ging spectaculair van start, maar hield het slechts kort uit.
Tijdens de crisistijd waren er niet genoeg betalende bezoekers.Rubinstein was het eerste luxe koosjere restaurant op een prominente plaats in de Amsterdamse binnenstad. De naamgever en oprichter van het Duitse moederfiliaal kwam uit het Poolse stadje Biały Kamień. Rond 1910 verliet de daar in 1879 geboren Jacob-Israël Rubinstein de krimpende Joodse gemeenschap om zich als restaurateur te vestigen in het Berlijnse stadsdeel Friedrichstadt.
Koosjere eethuizen bestonden allang in de Jodenbuurt, maar niet in het stadshart. In het pand aan het Rokin zat eerder Restaurant Bavaria, dat zich onderscheidde met Duitse bieren en Thüringer Rostbratwürste. Rubinstein junior liet het ingrijpend verbouwen, waarvoor hij de architect Arend Jan Westerman inschakelde. Westerman stond bekend om zijn sobere bouwstijl, maar van binnen werd het gebouw van alle moderne gemakken voorzien, van een lift tot geluidswerende betonvloeren.
, het dagblad van de gereformeerde Anti-Revolutionaire Partij: ‘Hoog in de lucht regeeren de koks: een Hollandsche, een Weensche en een Tschechische! Meesters in hun vak’. Een speciale kapconstructie op hun zolderkeuken voorkwam dat het publiek beneden ‘ook maar een greintje bespeurt van de etenslucht!’. De verslaggever wist ook te vertellen dat bijna het gehele bedienend personeel bestond ‘uit Hollanders’ en dat er dagelijks een andere spijskaart was.
Toch kwam het einde van het Amsterdamse Rubinstein-filiaal niet van de middenstandsfascisten. Vanwege de economische crisis hadden Amsterdammers minder te besteden, met desastreuze gevolgen voor het restaurantwezen. Eethuizen kampten met een faillissementsgolf waarvan bijvoorbeeld Bagatelle, verderop aan Rokin 118, een slachtoffer was.Ook Rubinstein kwam in financiële moeilijkheden, maar maakte in 1935 een doorstart onder een nieuwe directie.